opdat letters niet verschrikken

het eerste gedicht
dat samen met mij
‘s morgens wakker wordt
sluimert meestal nog
en ik blijf heel stil
opdat de letters
zich niet verschrikken

mijn tweede gedicht
is eerder als een poes
die snort en melk drinkt
terwijl ik geniet
van koffie aan mijn computer

poëzie verheugt zich steeds
door jou gezien te worden
wetend dat jouw ogen
haar steeds weer lezen
*********************
sunset 01-01-2020



enkel lippen blijven rood

sterren schijnen helder boven de wolken
zij zoeken ogen die voor hen kijken
wanneer zij zich verwijderen, gaan zij dicht

tuinen groeien terug in de velden
met aan weerskanten stenen
die straten onder zich begraven

zelf liggen zij verankerd in zinnen
en aan lantarens bengelen gedoofd de lampen
kerktorens staan pal in de tijd

zolang regen en wind het toelaten
beschermen daken het gisteren
met woorden als huizen voor de doden

de ochtend is de avond, de middag de nacht
en stappen klinken als het gefluister van bomen
de hemel verruilt de klinkers van namen

enkel lippen blijven rood
verbergen zich in de winter, zegt men
onder de sneeuw komt het kerkhof tevoorschijn

mij lijkt het alsof dagen zich voorwaarts bewegen
*********************
sunset 02-01-2020



ik voel de argwaan van het leven

in dromen spreken halve zinnen
volledige verzen
zij gebruiken naakte woorden
om het inhoudelijke te verdraaien
en het duister van nachten
definitief weg te schuiven

de beelden zijn foto’s van mij;
wanneer ik er niet ben
tonen zij mijn afwezigheid
terwijl ik in het onbekende leef
waar alles verboden is
zelfs intiemste gedachten

en ik de argwaan van het leven voel
*********************
sunset 03-01-2020


alle grote beloftes ten spijt

men zegt over de evolutie
dat zij de toekomst
een stukje hemel schenkt

maar de tijd is gekomen
waarin het licht terug gespoeld wordt
lucht niet meer te ademen is

alle grote beloftes
verzanden in het niets
en de grote verliezer is de mens

eenzaamheid wordt algemeen
totdat enkel lege wensen blijven
voor het nieuwe jaar

en winterse middagen in het park
nog slechts daklozen bij elkaar brengt
om zich oprecht te warmen
*********************
sunset 03-01-2020


eeuwige liefde

al dat wat dagen levenswaard maakt
het blijven zien van het licht van de zon
goede gesprekken bij een heerlijk glas wijn
het kijken vanaf het balkon naar de sterren

de geur van voor mijn vroegste kindheid nog
die zich heeft ingebrand diep in mijn hart
en alle effecten van het opnieuw herkennen
bij dat wat ik steeds doe en ben

maar het allerbelangrijkste, dat jij er altijd bent
*********************
sunset 04-01-2020


op sommige dagen ben ik grijs
op anderen blauw of rood
soms ook wel groen of geel

zwart ben ik niet noch enkel wit
maar meng eenvoudig alle kleuren
schilder mijn leven bont
*********************
sunset 04-01-2020


mijn hemel begint hier

waarom zou ‘k opstaan
wanneer het ochtendlicht
zich door de kieren wringt

ik wil je nog niet loslaten
nog niet uit ’t bed gaan
voeten op een koude vloer zetten
maar liever eeuwig liggen blijven
veilig geborgen in jouw armen

waarom de rolgordijnen openen
en alle sterren tellen
mijn hemel begint reeds hier
*********************
sunset 05-01-2020


mijn zinnen dansen

dompel mij onder
in deze vloed
wanneer in nachten
mijn zinnen dansen

zij mij steeds
weten te vinden
zolang mijn lijf
nog wakker is

ogen niet slapen
tot in de ochtend
bij het licht van de zon

’s nachts brandt mijn zee
in lichterlaaie
*********************
sunset 05-01-2020


doden wensen hun vrede

een bruine uil fladdert en maan
staat goudgeel te pronken in het raam
velden zijn naakt en bomen nog kaal

wolken kussen vrijelijk de sterren
in lucht die mild is en vochtig
hoor je in verte lente reeds zingen

de graven staan donker; hun stenen
als naakte vingers, rechtop
reiken zij naar eeuwige hemel

de doden wensen hun vrede
vernietigen het duister en het kwaad
het gras drinkt wuivend hun tranen

liefde brandt altijd diep in mijn hart
*********************
sunset 06-01-2020


waar eenzaamheid in spraak begint

als eenzaamheid reeds in spraak begint
en het duister in het licht
de iris een witte leugen van de zon

past in uitgespreide armen de andere
als men weet hoe hem vast te houden
zó dat hij niet wegglipt of zich verbergt

gesloten ogen vermoeden de stilte van monden
en al stroomt uit hun opening de taal
waarmee zij de liefde stelen
zijn zij bereids stappen te ver
in het hiernamaals van ons leven

waar eenzaamheid in spraak begint
en duisternis in het licht
is de iris een leugen van de zon
*********************
sunset 06-01-2020


in koele ochtend lucht
die reeds naar lente geurt
ook al doen regen-zware wolken
nog aan de zachte winter denken
de tijd van wisseling van seizoen
is toch bijna weer daar

het ene eindigt
waar het andere begint
nu de natuur,
traag onafwendbaar
overgaat in ‘t volgend jaargetijde
*********************
sunset 07-01-2020


wij verdienen het niet

mijn toetsenbord
is nog steeds luid
in deze rustige nacht

[ik trek rolgordijnen dicht
lik mijn te droge lippen
luister naar het geluid
van de verwarming]

in de horizon
vouwen zich rimpels
over de aarde
nu uren traag kruipen

wortels van orchideeën
als hulpeloze vingers
houvast zoekend
verankeren in de lucht

[soms wens ik mij
dat wij als mensheid
tezelfdertijd
stoppen met ademen]
*********************
sunset 07-01-2020


dan branden wij ook [een brief aan de mens]

[wie zegt dat sterren niet schitteren
slechts zwarte gaten zijn
de maan maar een spiegel
en de oceaan een woestenij]

wouden verbranden omdat wij hen blussen
de zon is koud in schaduw van steen
oerwouden zijn dood door zure regens
wij vliegen heen op vleugels van staal

wij föhnen het ijs van ons beider polen
ik huil, huil heel stil want luid ben ik nooit
schrijf ons een lied zonder leesbare woorden

wij trappelen en stampen, branden en martelen
moorden en vreten en zijn zelfs de monsters
een en een was hier nimmer een twee

reeds proef ik het einde als stof in mijn longen
droog en ook nat verstikkend verdrinkend
staat alles in vlammen waaraan wij ons warmen

en op ’t allerlaatst, dan branden wij ook
*********************
sunset 07-01-2020


Waarom zijn zij niet komen zingen?

Van wie we het geërfd hebben [ moet wel van mijn moeder zijn want wij hadden verschillende biologische vaders] is een onduidelijkheid, maar zowel mijn twee oudere broers als ikzelf konden redelijk goed [samen] zingen. Mijn twee oudere broers waren hoe dan ook muzikaler dan ikzelf: Jochen speelde op latere leeftijd gitaar en imiteerde Elvis, en onze ‘Wolf’ speelde later zeker niet onverdienstelijk trompet. Maar in die tijd waarin zich dit speelde, ging het enkel om het zingen.
Dat wij arm waren had ik al verteld. En vanuit die armoede was het lekker meegenomen dat wij elk jaar Drie Koningen gingen zingen. Verkleed wel te verstaan. En als ik me niet vergis, was ik diegene die de zwarte koning speelde.
Dagen van te voren werkten we aan onze kronen [van stevig karton, beplakt met goud papier] en zochten we onze kleding uit. We hadden alle drie een soort cape-sleep van [oude] gekleurde tafellakens [die toen in de mode waren] en verder elk een donkerbruine draagmand van riet en een lange redelijk stevige puntige stok die wij zelf gesneden hadden en van schors ontdaan.
Zo zijn we jaren op stap gegaan [in tijden dat ik niet in kindertehuizen verbleef] door heel Oud Termien en geen huis noch boerderij werd door ons overgeslagen. Het fijnste vonden wij dat wij geen snoep noch geld [ dat trouwens een rariteit was bij de keuterboertjes e.d.] kregen want wij waren heel blij met de eieren, worst en spek; het eerste voor in onze manden en het tweede werd aan de puntige stokken geregen.
In mijn beleven waren wij de enigste die daar Drie Koningen gingen zingen [ bij mijn weten kwamen wij nooit een ander trio tegen]. En als we ’s avonds laat thuiskwamen waren wij trots op het door ons opgehaalde dat netjes bij de etensvoorraad werd gelegd en heel goed van pas kwam.
Ik denk dat onze stemmen goed bij elkaar pasten en ook dat wij een uitgebreid repertoire hadden [al weet ik niet meer welke liederen wij zongen] wat mede een verklaring was voor de hoeveelheid die wij elk jaar weer ophaalden .
En het allergrootste compliment kregen we dat jaar dat wij wegens omstandigheden [ik weet echt niet meer welke] geen Drie Koningen konden gaan zingen. De dagen erna kwamen ettelijke mensen thuis langs om te vragen en te kijken wat er aan de hand was. Men had ons namelijk gemist.
*********************
sunset 08-01-2020


de trein rijdt altijd verder

de trein rijdt stapvoets
ik zit tegen de rijrichting in
zie alles wat achter blijft
wat verlaten wordt, verdwijnt

indien het zo uitkomt
stijg ik onderweg uit
loop met de trein mee
en de stoel tegenover de mijne
ziet nu wat mij tegemoet komt

dan, na een lange tijd,
stap ik voorzichtig weer in
aan de hand van mijn oudste kleinzoon

sunset 08-01-2020


hij verdraait de kalender


de wind is te warm
voor deze tijd van het jaar
hij verdraait de kalender
waarmee wij hoop
tegen genoegen omruilen

januari neemt zijn eigen pad
zonder werkelijk winter te worden
- ik bescherm mezelf niet meer
en kleed mij te luchtig

houd mij niet aan mijn afspraken
en geef hen mee aan dertien, veertien jarigen
die met gesloten ogen de straat oversteken
om het leven uit te dagen

of het tenminste te overrompele
n
*********************
sunset 08-01-2020


ooit smelt alle sneeuw [over de opwarming van de aarde]

het is niet zo
dat alles verdwijnt
wanneer het winters sneeuwt
enkel dingen veranderen
gestaltes worden zachter
zijn minder herkenbaar

neem nu de bomen
zij zijn niet meer naakt
maar bekleed
met witte eekhoorns
met sneeuwduiven
hazen en zeldzaam licht
dat het oog bedriegt

kleuren verdwijnen
in een smetteloos wit
alsof het de eerste keer is
een eerste aanraking
of een vorm zonder beschrijving
woorden zonder enige echo
mensen zonder naam

maar het is niet zo
dat ik mijn woorden schrijf
achter een andere waarheid
die zich kromt en wankelt
in het wisselende licht
- ooit smelt alle sneeuw
in zijn eigen wit

voelen alle kleuren
zich daarin thuis
*********************
sunset 09-01-2020


il silenzio

Wij woonden ondertussen in de Hooiopperstraat in een grote sociale nieuwbouwwoning van Nieuw Dak. Jochen, het zwarte schaap van onze familie en maar enkele jaren ouder dan ik, was niet meer in beeld. Op een dag was hij eenvoudigweg verdwenen. Maar daarover later meer.
Wij, dat waren dus de overgebleven 4 jongens en de meisjes. Wolf had als oudste, en mama’s favoriet, zijn eigen kamer, dan was er een jongenskamer en een meisjeskamer en natuurlijk de ouderslaapkamer. Rinus had zich neergelegd bij het verlies van de keuterboerderij en had een nieuwe passionele hobby ontdekt: Duivenmelken. Hij was er, naast het bijhouden van zijn uitgebreide moestuin, de hele dag mee bezig. Maar drinken deed hij onverminderd veel. Minimaal één fles van de goedkoopste rode wijn die er te krijgen was. Want ondanks dat moeder werkte, Rinus een pensioentje trok, waren en bleven wij arm.
Ook al trokken wij met Driekoningen niet meer zingend door de wijk, de muzikaliteit, en zeker bij Wolf, was gebleven. Hij had, via school, trompetspelen geleerd en was daarin beslist niet onverdienstelijk om niet te zeggen echt goed. En wel zo dat hij deel uitmaakte van het schoolorkest.
In die tijd, het einde der vijftiger jaren, werd, tenminste op het Atheneum Genk, het schooljaar afgesloten met een bonte avond van sketches, zang en voordrachten en natuurlijk muziek. Het was een hele eer om van die bonte avonden deel te mogen uitmaken dus iedereen deed stinkend zijn best. Zo ook Wolf. En wel zo dat hij dat jaar solo mocht tijdens die bonte avonden. Er waren enkele voorstellingen gepland in de nu niet meer bestaande locatie Rembrandt en daarvoor werd dus duchtig gerepeteerd.
Ik herinner mij uit die tijd meestal mooie zomerse juni maanden (maar misschien zijn mijn herinneringen, zoals veelal gebeurt, daarover verkleurd). En in dat jaar, dat weet ik zeker, was er een periode van heerlijke zonnige dagen. Wat maakte dat wij door de warmte meestal moeilijk insliepen ondanks dat alle slaapkamerramen wijd open bleven.
Het moet zo rond een uur of wij ‘s ochtend geweest zijn dat plots iedereen in huis, en in de wijde omgeving, wakker schoot. Je moet weten dat onze wijk in een soort kom gebouwd was waarvan de Hooiopperstraat de bovenste rand was. En van daar schalde, op dat onzalig vroege uur, il silenzio over de hele wijn.
Wolf, die slaapwandelde, had niet beter gevonden dan in zijn slaap zijn trompet te nemen en voor het wagenwijd geopend raam il silenzio te spelen.
Nu zou ik me niet kunnen voorstellen dat zoiets nog gebeurt. Maar toen was het, en dat gedurende enkele dagen, hét gesprek van de dag in onze wijk en op school.
Overigens, zijn optreden op de bonte avond was een grandioos succes.
*********************
sunset 09-01-2020


terugblik

het spiegelbeeld is er weer:
het kleine huis van rode bakstenen
ernaast drie hoge berkenbomen
de plaats van het toneel

hier speelt zich mijn jeugd af
en niemand steelt de show
er zijn gesprekken tussen stenen
uitgroeiend tot een koor

versvoeten dansen de heide wakker
en de Leuvense stoof
ventileert warmte in de winter

op mijn stiefvader wacht
’s zomers opgewarmd bier
schuim op zijn lippen

ik zie reeds de dromen achter mijn ogen

*********************
sunset 10-01-2020



terugblik 2

mensen groeten elkaar
over de heggen
of van achter de flanken
van trekpaarden
in de lucht roepen
instemmende vogels

met het eggen
worden grenzen getrokken
en stallen staan leeg
net als de hondenkotten

’s avonds het kikkerconcert
en duivenstront valt
op de was die hangt te drogen
aan de hemel over de velden
voeren muizen een buizerd
roekeloos aan de lijn
*********************
sunset 10-01-2020


overal kleeft zweet

a
koestische signalen stijgen op
tonen vliegen als blijmoedige vogels rond
scheuren vluchtgaten in een grijze hemel

onze hoofden zijn rood als papieren rozen
rood als onze lippen die zich naderen, zich openen
hemelse muziek wordt luider en overal kleeft zweet

jij knoopt onze jeans open, vlijt je aan mijn kloppend vlees
mijn handen liggen stevig op jouw lenden
en in dit beleven naderen wij weldra het amen

[het is alsof bij een haastig drinken
het water in beekjes je kin afloopt]
*********************
sunset 11-01-2020


de wereld wordt een hel

toekomst is een leeg huis in de nevel
naar waar mijn hoop op bedevaart gaat
mij lokt met warme roep

een plaats die ik niet zal bereiken
wanneer ik struikel en zij aan mij voorbij raast
als een uitgedoofde ster

de vlammen van mijn verlangen
laaien hoog op in het open landschap
waarin ik haar nog steeds zie

ook al bewaart zij haar geheim
laat zij enkel een vaag spoor achter
dat zich in de verte verliest

en al kruizen mij wegen van liefde
leef ik in een heel slechte tijd
waarin wereld de hel wordt
*********************
sunset 12-01-2020


droombeeld Venetië

vanaf de boot uit wazige nevels
zie ik de stad als droombeeld verschijnen
telkens en telkens, tot in het detail
voel ik de zeewind op gortdroge lippen
huil om haar tranen die ik immer nog ween

de bogen, pilaren van paleizen en kerken
gebrande tegels op het gespitste groen
de hoge torens die langzaam wandelen
en achter de haven ontplooien zich straten

dan zie ik een vrouw, een jeugdige schone
die dromerig omkijkt, haar blik naar de zee
de schepen die traag op het water nog deinen
tot zij verder gaat in het naderend duister
en ik kijk haar na, zo lang als ik kan
*********************
sunset 13-01-2020


reeds loop ik ietwat krom

als wij samen zijn
trek ik het donsdeken weg
het bed is het midden
en ik leg mij
tussen dat wat begint en ons
jij laat de engelen zingen

tot jij ’s morgens moet gaan
de kamer leeg achterlaat
ik mij onder de dekens verschuil
het bed blijft lijfwarm
en januariregen
miezert tegen de ruiten

op de witte muren
groeit alweer het verlangen
wijl lakens mij slapend omarmen
loop ik ietwat krom
voorzichtig als op glad ijs
traag klopt mij hart

ik tel de uren naar straks
*********************
sunset 13-01-2020


de winter neigt zich traag ten einde

of beter nog: hier ligt geen oor
hier klikt het zingen van een koor
wanneer je over weiden loopt
je hoofd te luisteren legt

met ook je vingers diep in d’ aarde
en woelend voelen, ruiken
de geur van leven die je daar omringt
in melodie van lente die reeds zingt

de winter neigt zich traag ten einde
*********************
sunset 14-01-2020


ook al sijpelt geluk


in deze stad
van eeuwige liefde
beklim ik de Eiffeltoren
en kus de lippen
van mijn lief
die haar ogen
gesloten houdt

warm verankerd
onze handen
en in de verte
de vervuilde Seine
die zich spiegelt
in de pupillen
van de ander

verstikkend de lucht
van eindeloze
toeterende auto’s
onder een zomerzon
ook al sijpelt geluk
onophoudelijk
in mijn hart

ik neem vakantie
van alle gesprekken
over oorlog en vrede
stort mij blind
in dit centrum
van liefde en leven
gedurende dag en nacht
*********************
sunset 14-01-2020


dagen buigen zich steeds dieper

dagen buigen zich steeds dieper
voor wind die uit het zuiden waait
plassen spiegelen licht in d‘ ochtend
nog is de winter niet gezwicht

ver is de reis van lente naar
een lente die reeds vroeg begint
en in het park de eerste merel
die nu al over liefde zingt

misschien is mij de tijd gebleven
dat ik mijn dromen slapend leef
en wil hemel mij belonen
omdat ik steeds in wolken zweef

dagen buigen zich steeds dieper
voor wind die uit het zuiden waait
nog bloeit mijn kerstroos vrolijk verder
ondanks de kou die naar haar graait
*********************
sunset 15-01-2020


een dagje stad

ik loop door de stad
en de stad
loopt door mij door

ik zwem tegen de stroom
en de stroom
zwemt tegen mij

ik staar in etalages
en de etalage
staren naar mij

ik ga roltrappend naar boven
en roltrappen
brengen mijnaar beneden

ik ren door winkels
en de winkels
rennen er met mij vandoor

moe loop ik door de stad
en de stad
loopt vermoeiend met mij mee
*********************
sunset 15-01-2020


ik zie het dagelijkse grijs

wat ik zie is het dagelijkse grijs
anders dan het stralend wit
dat negentig procent
van muren en kozijnen is
of niet vloer of plafond

het buiten draait rond mijn binnen
zodat, wanneer ik ogen sluit,
ik reeds achter de sterren ben
*********************
sunset 16-01-2020


dromen

nog slaapt het meer
en ligt heel stil
in donkere nacht
benut een vis
de rustige tijd
en schrijft zijn lied

het klinkt zo:

het meer slaapt
en het is stil
vanuit de hemel
wenkt een ster
ongezien door ’t water
dat slaapt en droomt

van een ster
hoog in de hemel
die een lied schrijft
over het meer
dat slaapt en droomt
in donkere nacht

van de vis
die in het meer woont
en een lied schrijft
in donkere nacht
zoemt een ster
hoog in de hemel

het lied van de vis
*********************
sunset 16-01-2020


woorden zwijgen nooit

de nacht draagt zwijgen
brengt het van de ene naar de andere

ik val door handen van taal
neem een foetushouding aan
en probeer te slapen
onder deze enorme inktzwarte hemel

maar de woorden die ik liefheb
zwijgen nooit, spreken uit mijn verzen
met de stem van iemand
die op de koude aarde
zijn hand ophoudt
stom op een aalmoes wacht
*********************
sunset 17-01-2020



allemaal heel gewoon

ook ik leef nog onder een prachtige hemel
vol met vogels en vissen in het water
allemaal gewoon en zo ontiegelijk mooi

zie hoe een wolf het pad volgt
met lange veerkrachtige sprongen
wijl ik vanop mijn dakterras
de maan bekijk die haar eeuwige baan gaat
in het koude, donkere blauw

op moddervochtige bermen glanzen
hout, plastiek en ander afval
zoals dingen uit metaal

allemaal heel gewoon
*********************
sunset 17-01-2020


zo is het

wit papier en pen en potlood
ogen nog gesloten: een beeld
- dit is het, zeg jij

wanneer ik met uitgestrekte armen
de afstand meet tussen ons beiden
en kom niet verder dan de huid op huid

tel nachten hartslagen lang
het ritme van de jouwe
in mijn verlangen

er zijn geen woorden die dit duiden
noch zal ik jou ooit kunnen mijden
- zo is het, zeg ik

en laat jou lippen zwijgen
met altijd weer een zoen
*********************
sunset 18-01-2020


denkend aan opa

hier is, wat gezegd wordt, wet
zo is het altijd geweest
het dagdagelijks gebed
het gesprek, het geluid
het bestek op de borden
zacht te laten klinken
voeten stil onder de tafel
en rechtop zitten

ik kan het, het gaat
tot iets valt, iets breekt
en iemand schreeuwt
een ander spreekt
en weer een ander gaat

eentje blijft
en dat ben nog ik
*********************
sunset 18-01-2020


denkend aan opa

Eindelijk, eindelijk mocht ik alleen op vakantie naar Moringen. En zestig jaar geleden was dat een hele onderneming voor een twaalfjarige. Helemaal met de trein bijna heel de breedte van de BRD oversteken, enkele keren overstappen ... Voor mij leek het toen op een wereldreis van nu.
Moringen, toen nog een klein stadje, dicht bij Northeim in Nedersaksen. Ik popelde van verlangen, hoopte dat ik op geen enkele vak een buis had - want dat betekende dus herexamen begin september en dus tijdens de vakantie blokken. Frans telde gelukkig niet mee. Want Frans kende mij, maar ik kende Frans (toen nog) niet.
Moringen betekende ook: thuis weg, emotioneel bijtanken in een mij rustgevende omgeving en bij mijn soulmaatje, mijn oudste zus (die overigens bijna elf jaar ouder is dan ikzelf).
Zoals misschien al eerder verteld, was mijn moeder, voorzichtig uitgedrukt en zeker wat seksuele emancipatie betreft, haar tijd mijlenver vooruit. En ondanks haar rijkeluisopvoeding, was mijn oudste zus het product van een stormachtige relatie die, om welke reden ook, nooit geleid heeft tot een in die tijd gebruikelijke verloving of zelfs maar de zweem van een trouwerij (net zoals elf jaar later dat bij mij ook het geval was. Maar dan wel met een verloving. Al mondde die toen ook niet uit in een trouwerij).
Hoe het ook zij, wij waren soulmaatjes en ik adoreerde haar grenzeloos (misschien ook omdat wij in onze familie tussen de Schneiders en de 'echte' Audenaerds gewoon de buiten(echtelijke)beentjes waren).
Toen mijn moeder zover was dat zij met Rinus zou gaan trouwen, vonden mijn grootouders dat mijn oudste zus en ikzelf bij hen moesten blijven. Mijn oudste zus omdat op langere termijn daarmee de verzorging van mijn grootouders was verzekerd. En wat mij betrof, als buitenechtelijk kind droeg, kreeg ik de achternaam van mijn moeder en haar ouders (en dus was ik een soort stamhouder van een familie die een eigen wapenschild bezat waarvan de kopie nog steeds in mijn bezit is. Het origineel zou in het bezit -moeten- zijn van het Heimatmuseum in Hannover).
Wat mijn oudste zus betrof, ging mijn moeder zonder slag of stoot akkoord. Mij achterlaten werd door haar echter pertinent geweigerd. En zo maakte ik als twee-, driejarige doorheen het nog steeds in puin liggend Duitsland, de reis van Moringen naar Genk.

(wordt vervolgd)
*********************
sunset 18-01-2020



denkend aan opa (vervolg)

Ik was dus onderweg naar Moringen. Eindelijk. De weg terug die wij, mama, Wolf en Jochem, ongeveer negen jaar eerder, maar dan in omgekeerde richting onder veel moeilijker omstandigheden, genomen hadden.
Van de reis, het treinen en overstappen, herinner ik me niet zoveel. Enkel mijn verbazing hoe groot een land wel kon zijn. In België was ik toen nog niet verder gekomen dan Mechelen (voor mijn eerste oogoperatie. Maar daarover een andere keer meer), Kalmthout (in een kinderkolonie om aan te sterken van TBC en bronchitis. Maar ook dat is een ander verhaal) en, niet onbelangrijk, de wereldtentoonstelling in Brussel. Relatief korte reisjes en altijd met en onder begeleiding. Maar een hele dag in de trein?
Ik kan mij nu best voorstellen dat mijn zus mij ergens onderweg opgevangen heeft op een groter station (Hannover? Of misschien Göttingen? Kassel?). Ik weet het niet meer. En alhoewel zij nog gelukkig onder ons is, kan ik het haar niet echt meer vragen wegens een voortschrijdende dementie.
Wat ik wel weet is, op het moment dat wij samen waren, ik mij onmiddellijk veilig en gelukkig voelde. En als ik mijn ogen sluit, eraan terugdenk, ik dat gevoel simpel oproepen kan en weer zo ervaar.
Opa was een Burgermeister a.D. en daardoor behoorden wij tot de notabelen van het stadje en kende iedereen ons. Niet dat dát voordelen met zich meebracht. Eerder nadelen. Telkens wanneer wij naar het centrum liepen om inkopen of andere dingen te doen, moesten wij ons omkleden in onze beste kledij. Het was namelijk ondenkbaar dat wij in gewone kleding, waarmee wij in de tuin werkten of huishoudelijk werk verrichtten, zomaar op straat konden komen. Dat was voor de kleinkinderen van de burgemeester in ruste beslist niet gepast.
Raar is dat ik meer aan opa denk dan aan oma. Oma was toen nog steeds een dame met heel vol, spierwit wollig haar dat ik het liefste de hele tijd strelen wou (wat ongepast was). Pas later kwam ik erachter dat oma over nacht dat spierwit haar gekregen had toen zij kinderverlamming kreeg (dat ontiegelijk pijnlijk was; vandaar). Van hun beiden was oma beslist de strengste; diegene die zich het minst inleven kon in kinderen. Opa was daar veel minzamer en toegeeflijker in en ging dikwijls tegen oma in als hij ons (mijn zus en mij) weer iets extra toestak of iets toeliet wat oms beslist niet had gewild.
Toen begreep ik dat niet zo. Maar achteraf gezien had mijn zuster daar een soort assepoester leven (en zeker door toedoen van mijn oma) en was zij blij als zij voor een paar weken naar België kon komen. Wat mij in die tijd helemaal onbegrijpelijk leek. Maar net zoals ik blij was in Moringen te zijn, weg uit Genk, was zij juist blij weg uit Moringen te zijn en enkele weken bij ons in België, onder armoediger en minder hygiënische omstandigheden, te kunnen verblijven.
Opa was streng, lief en had zo zijn routines. Dagelijks 's morgens verse broodjes die aan huis werden gebracht, zijn krant, één, maximaal twee sigaartjes ( hij had verhoogde bloeddruk en om die reden dronken wij nooit echte koffie maar chicorei) en elke avond het acht uur journaal op de ARD. Hij besliste wat er gekeken werd (meestal shows en af en toe een film of een serie). En ik moest meestal rond 21u naar bed (of eerder als er iets op TV kwam wat hij niet geschikt voor mijn ogen vond).

(wordt vervolgd)
*********************
sunset 19-01-2920

 

steeds krommer gebogen

in het centrum van steden
bevriezen de huizen
achter kortgeschoren heggen
struinen de woorden
die niemand meer spreekt

wonderen verdwenen
verliest het park zelfs zijn kleuren
de mensen in ‘t grijs
steeds krommer gebogen
kopen hun kranten
vol catastrofen
wenend naar huis

in het centrum van steden
bevriezen de huizen
zonder enig meeleven
struinen de wensen
als wezen op straat
sterven de kinderen
die niemand meer baart
*********************
sunset 19-01-2020


dat is de hemel

de stille ochtendwind
is een belofte voor de dag
zelfs wanneer de hemel
pas later blauw wordt
en ik het nog niet bemerk
prent ik mij de vormen
van de wolken in
benoem hen met mijn denken,
leg hen vast en teken hen na


jou ben ik me altijd wel bewust
want de warmte van jouw stem
draagt jouw liefde
telkens weer in mijn oor

kijk, zeg jij,
en kijkt naar buiten,
dat is de hemel
zoals ik hem zie
*********************
sunset 20-01-2020


doorheen de dag

nu begin ik eindelijk
al het vergetene
weer in te zamelen
alle afgelegde levens
eindelijk terug te halen
want eindelijk lukt het mij
de on-doden te laten sterven
dan hen alleen maar
van mij af te scheiden

het is het gebrek aan slaap
dat mijn geest doet rillen
mij steeds bezig houdt
waardoor ik achter de rug
van vreemde gasten
rare dranken uitdrink
en mij niet op de levenden
concentreren kan

maar, vraagt zij,
ben jij dan niet de bron?
waarop ik bevestigend antwoord:
inderdaad, maar alleen half
want doorheen de dag
heb ik vrijaf
*********************
sunset 20-01-2020


denkend aan opa (2de vervolg en slot)

Ik kan me niet meer herinneren wanneer opa gestorven is. Volgens mij moet dat na 1961 geweest zijn. Want in augustus van dat jaar werd de muur gebouwd en hebben wij allemaal, oma, opa, mij zus en ik bijna de hele dag aan de TV gekluisterd gezeten en vol ongeloof toegekeken in wat voor een tempo die eerste muur gebouwd werd; ramen en deuren, die uitkeken op het westen, dichtgemetseld. En hoe mensen zigzaggend lopend, het Westen van Berlijn probeerden te bereiken, uit ramen sprongen, over muren klommen. En via de TV was ik er die dag (bijna echt) lijfelijk bij (ook al snapte ik toen niet hoe historisch dat gebeuren was en hoe bijzonder om mee te maken).
Om een goed beeld te krijgen van het hele tragische gebeuren, dien je te weten dat familieleden verspreid over de hele stad Berlijn woonden. En dat het plaatsen van een muur dus niet alleen een hele stad in tweeën deelde maar ook hele families verscheurde. Tot die dag kon men in Berlijn nog relatief gemakkelijk met metro, tram, trein overal komen. Maar dat was plots totaal onmogelijk geworden. Ouders woonden in Oost Berlijn, kinderen in het Westen (en vice versa). En hetzelfde gold voor broers en zusters.
Ik herinner mij nog de beelden van een moeder, toen de muur nog niet echt hoog was, die een jong kind over het stenen obstakel heen het Westen ingooide. En hoe mijn opa, oma, zus, voor wie het veel emotioneler was dan voor mij, huilden om datgene wat zij zagen. Tenslotte woonden zij niet zó ver van de grens met de DDR. En ook ik pinkte mijn traantje mee (want anderen zien wenen, werkt en werkte bij mij nog steeds aanstekelijk).
Dus wanneer opa overleden is ...
Ik ben in elk geval niet op zijn begrafenis geweest. Dat weet ik zeker. Want ondanks dat er een testament aanwezig was en er in het verleden tussen mijn moeder en haar ouders duidelijke afspraken waren gemaakt over de erfenis, ontaarde het testamentair voorlezen en de gevolgen ervan in een ordinaire scheldpartij van mijn moeder gericht tot mijn zus, door opa testamentair als hoofdbegunstigde benoemd. Het liep dermate uit de hand dat een vertrouwenspersoon van de familie, met name de pastores (Nedersaksen is hoofdzakelijk protestants) mijn moeder feitelijk tot de orde moest roepen.
Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik dit allemaal van horen zeggen heb; dus niet uit mijn eigen herinneren.
Om het een en ander te verduidelijken wil ik hier herhalen dat mijn moeder uit een bemiddelde familie kwam (met achttien reed zij reeds haar eigen wagen) en bij haar eerste huwelijk een niet onaanzienlijke bruidsschat, toen in dergelijke kringen heel gebruikelijk, mee kreeg. Toen zij veel later afreisde naar België om te huwen met Rinus, mijn oudste zus achterlatend, was de afspraak dat mijn oudste zus alles zou erven in Moringen en alle andere kinderen, waaronder dus ook ik, in evenredige delen de bezittingen die zich bevonden in de DDR. Dat laatste was enkel op papier. Want die erfenis te effectueren bleek heel bijzonder te worden (maar dat is weer een heel ander verhaal).
Dit op te schrijven voelde goed. Ik was weer daar en toen met mensen die mij, ieder op hun eigen manier, lief hadden. Herinner mij mijn tranen als ik mij in mijn eenzame momenten thuis in slaap huilde omdat mama mij niet bij opa en oma gelaten had; weende om het verdriet dat ik niet bij mijn oudste zus was of zij niet bij mij.
Ach, ik was en ben altijd al een, het buitenbeentje geweest.
*********************
sunset 20-01-2020


dat weet ik sinds ik kind was

zuren, kalk en schemerige vocht
zijn er nodig stenen te be-mossen
dat weet ik sinds ik kind was en jou,
toen al, in tuinen wandelen zag

en wijl jij mij in ’t hart groeide
vroeg ik jou welke wegen jij nam
om mij tot jou te brengen
vóórdat jij zei dat ik ze verzon

zelfs voor wij ons denken hoorden
verbond ons dit samen vloeien
dronk ik moedermelk uit borsten
proostte op elke mos-gedragen stap

en op de levenstuin die ons niet,
en ons zwijgen, enkel ’s nachts verstond
*********************
sunset 21-01-2020



toch nog een winterse ochtend

de initialen van vogels
gekerfd in rijm bedekte velden
wintervoren opengebroken
al staan reeds hier en daar
de eerste sprietjes nieuw gras

open parken met blote bomen
houden hun adem in
de eerste knopjes aan takken
hangen los vast
aan de naad van de horizon
meten elektriciteitsleidingen
de afstand tussen hier en ginds ver

alles zorgvuldig bepaald
*********************
sunset 21-01-2020


over mijn oudste zus, mijn soul mate

Zo een samengestelde familie als de onze, het is me wat. Je had als eerste mijn oudste zus Gisela (hoe dat juist met haar vader zat, is me óf nooit verteld, óf heeft me nooit erg geïnteresseerd. Wat ik wel weet is dat mijn zus hem ooit ontmoet heeft, maar dat er nooit een klik was en dus nooit enige band tussen haar en haar vader), zij was dus Duitse; dan mijn twee oudere broers Wolf en Jochem uit mama's eerste huwelijk, ook Duitsers; dan kom ik, mij vader was een Engelsman, en ik was Nederlander én Duitser; en tenslotte al de kinderen die mijn moeder kreeg in haar huwelijk met Rinus, die dus allemaal Nederlanders waren (en later, toen ik reeds getrouwd was, door naturalisatie van Rinus allemaal Belg werden). Met recht en reden mogen wij ons dus een ware Europese familie noemen.
In elk geval, de band tussen mijn oudste zus en mezelf voelde en was voor mij (en haar) wel heel bijzonder (en dat lag misschien aan het feit dat wij tussen deze toch wel bijzondere groep van kinderen, ook nog eens twee echte buitenbeentjes waren).
Zo herinner ik mij het doopfeest van mijn jongste broer. Ik was toen elf en wij woonden nog in ons boerderijtje. Gisela was overgekomen vanuit Moringen (ook omdat zij meter werd) en had flink meegeholpen aan het maken van een feestelijke maaltijd en tevens één van haar specialiteiten, een vruchtenbowl (met alcohol natuurlijk) gemaakt. Het was echt heel lekker, want zij liet me stiekem een beetje proeven. En er was bier (dat in onze kelder koel stond).
Voor de goede orde, als je naar de slaapkamer/bedstee van de jongens wou, moest je een afsluitluik, waarop dwarslatten geplaatst waren, als een soort trapje op. Deed je dat afsluitluik open, kon je over een verharde grondtrap afdalen in de kelder. De kelder was niet meer dan een uitgegraven rechthoekige ruimte waarin een volwassen man amper rechtop kon staan. En waarvan vloer en wanden enkel bestonden uit verharde grond. Maar, en dat herinner ik me nog goed, het was er 's zomers en 's winters altijd even constant koel.
Om me op de feestavond nuttig te maken, had ik als taak gekregen de mannen van drank te voorzien. D.w.z. volle flesjes bier uit de kelder halen en, geopend, aan de mannen geven en natuurlijk de lege flesjes ordentelijk terug zetten in de kratten. De vrouwen dronken de bowl.
Hoe het zover kwam, herinner ik me niet meer. Wel dat op een zeker moment die avond, de restjes bier die in de flesjes achterbleven, door mij werden opgedronken. Misschien dat ik het zonde vond om dat te verknoeien, weg te gooien. In elk geval, toen het Rinus zijn tijd was dat hij beter kon gaan liggen (zijn limiet was bereikt), stelde men tot ontzetting vast dat ook ik, om het voorzichtig uit te drukken, onverklaarbaar edoch behoorlijk in de olie was. Die avond, nacht was één van de zeldzame keren, zoniet de enigste keer dat ik bij één van de ouders geslapen heb.
's Anderendaags, ik had gelukkig geen kater (en die heb ik ook nimmer, op enig ogenblik na overmatig drankgebruik, ooit gehad), konden Gisela en ik er hartelijk om lachen. Ook al spraak zij mij streng toe daar toch maar liever geen gewoonte van te maken. Wat ook niet gebeurde, want ik vond, misschien juist daardoor, toen en nu nog, bier niet echt lekker.
Het valt me te binnen dat enkele jaren later, mij in Moringen iets gelijkaardigs overkwam. Opa was ondertussen reeds overleden en Gisela onderhield de veel te grote moes- en fruittuin (zoals zij dat altijd al gedaan had) waarvan de opbrengst voor hun tweeën, zij en oma, veel te veel was. En dus kreeg zij het advies van een bevriend echtpaar om van het teveel fruit wijn te maken. Zo gezegd, zo gedaan (na de nodige instructielessen).
Maar na langere tijd gisten e.d. komt het moment dat de fruitwijn in flessen dient getrokken te worden. Dat gebeurt in feite heel simpel. Men steekt een slang in de wijn die overgeheveld dient te worden, aan het andere einde zuigt men, met de mond, de wijn aan en zodra die begint te stromen, stopt men dat uiteinde in de flessenopening en vult zo de fles. De kunst hierbij is natuurlijk dat je ervoor zorg draagt dat de wijn blijft stromen en dat je ook geen wijn in je mond krijgt.
Wij waren overduidelijk beiden amateurs. En jonge wijn mag dan nog niet echt lekker zijn, sterk is hij wel. En omdat wij beiden afwisselend probeerden de wijn zo goed mogelijk op te zuigen, duurde het niet lang of wij rolden beiden giechelend en behoorlijk tipsy over de grond.
Het moet gezegd dat daarna het bottelen telkens beter ging. Zó dat dát ons nooit meer overkomen is.

(wordt vervolgd)
*********************
sunset 22-01-2020


niets blijft eeuwig

[mezelf met een schutkleur bestreken
zodat iedereen vraagt wat er achter zit]

het lispelen met droge hals
ontcijfer jij als liefdeseed
om de gescheurde hemel te lassen
hopende dat hij niet uit rook bestaat
waaraan ogen hun wimpers wrijven

het gezang van een vogel is meer
dan enkel maar een lettergreep
getatoeëerd in de huid
het is een helende zalf
voor het hart dat steeds schrijnt

het gras, nog niet door krekels bezet
is als de leegte van vertes
waar duizendvoudig motoren huilen
- ben ik misschien een ander iemand
als mijn schaduw anders valt

achter de bomen kleurt een regenboog
nieuwe banen die door takken stralen
en uit bladeren spreekt wat nog komt:
niets blijft eeuwig,
zo komt het bij mij binnen,

niets van dat
wat ik gisteren was
*********************
sunset 22-01-2020


woord voor woord

in deze nevelige winter
kan ik geen omgeving zien
door al het achter achtergelatene
slechts een trotse avondhemel
indien met hem begrijpt

’s zomers ontsluit zich
purperrood de avond
als een geslaagde voorstelling
wacht ik op de volgende
inventaris van dit land

zou het nu zomer zijn
zie ik tenminste wat ik weet
het opgegevene en het afgebrokene
en na de rij populieren
laat ik elke zin eindigen

die de achtergeblevenen
woord voor woord spellen
*********************
sunset 22-01-2020


deze, onze liefde

jouw haar een ravennest
voor het nog zeldzame gele
van dagdromen

zij zweven en schommelen
net als een provisorische houtbrug
waarover ik naar jou kom

tussen de schiereilanden van je vingers door
wandelen fjorden, één na één,
bewaar jij mij in jouw hitte-toverkast

vanop de bodem van jouw hart
in ’t spinnenlicht van vensterglas
dicht ik ons op de stranden van venus

jouw woonwagen, aardedochter,
rijdt jou van je bed naar onontdekte streken
waar enkel inspiratie het reisdoel is

en is er geen terugkeer mogelijk
uit deze, onze liefde
*********************
sunset 23-01-2020


tijd vergeet en blijft

tijd vergeet en blijft
toch steeds dezelfde
dát kunnen wij
niet loochenen

gemaakt ons te vermeerderen
te vergroten tot ons verdwijnen
net als de zon achter wolken
de aarde van
en zoeken naar licht
zelfs in de diepste duisternis

laat ons tijd zijn
met in ons hart
de uiteindelijke zekerheid:

je mag struikelen, breken
tranen plengen
maar in en door jou zijn
kun je altijd weer opstaan

want tijd vergeet,
en blijft
*********************
sunset 23-01-2020


geen sant in eigen land

harmonisch bedekken mijn verzen
de aarde van zonsopgang tot zonsondergang
net als het stof in de wind
de ochtenddauw op de blaadjes
als zijde en diamanten

gezichten van mensen zijn winterblauw
terwijl ik door levend water schrijd
gospels zing vanaf een rots
klinkt mijn stem als het gefonkel van sterren

in het duister van de nacht trekt God zijn lichtende banen
komt als engel der wraak terug
fel brandend vuur op de rug van een komeet
- ik kristalliseer als ijs-splinter
in het heldere licht van de maan

mijn woorden bevatten meer zout dan de zee
*********************
sunset 24-01-2020


het einde?

nog is het helder
en ben ik onderweg
door de uiterwaarden
oevers lopen spits toe
en hun randen zien bruin

het is helder
en ik ben een doorzichtig kind
uitgerafeld ga ik op reis
met een opblaasbaar pontje
een kleine jol

ben mezelf onbewust en in gedachten
proef ik van groenalgen op de stenen
spoel mij tanden met brak water
en waad, tot aan mijn knieën
in een zee waar het riet
mij in mijn benen steekt

op het einde van een pier
schuimt een vies brouwsel
waarnaar ik reik
ik, een doorschijnend vensterig kind
gemakkelijker te duiden dan de spiegel
of mijn moeizaam handschrift

strek mij tot het uiterste
als door een onbekende kracht aangetrokken
- de stroming? De wind? -
wankel zo door mijn bewustzijn
dat ik bijna verdrink
en ik mij vraag
hoe het zo ver gekomen is

met ons
*********************
sunset 25-01-2020



wiegelied voor mijn eerstgeborene

[ik spin een lange draad
waarlangs ik mij neerlaat in het water
in de pupillen, de ogen, de harten]

en ik weet, jij bent hier
als ik door de letters dwaal op grafstenen
doorheen mijn verstand
met in mijn broekzak een brandende kaars
en babykousjes, kleingeld

konden er toch nog jaren zijn
zelfs lange, hongerige
wijl de lege veerboot
tegen de kade klotst
en jij je zou kunnen verschrikken
voor elke gesloten deur

ik ween alle afgestompte woorden
terwijl toekomst zijn glans verliest
vallen sneeuwvlokjes eenvoudig in de nacht
- ik ben net negentien
en vang hen met mijn tong
proef het zoute van mijn tranen

ik weet, jij bent hier
jouw lied in mijn oor
en onder mijn tong
het lied dat alleen jij kent
engelenkind met gouden vleugels

ademloos en wit-marmer-koud
*********************
sunset 25-01-2020


licht houdt de adem in

oorsuizen en hartkloppingen
in een traag ontwakende dag
bij het verstrijken van de nacht
druppelt het zacht op de ruiten

alles is nog grauw, zwart
nu tijd en ruimte in elkaar vloeien
wacht liefde als jouw beeld
onsterfelijk ingeprent op mijn pupil

en het licht houdt de adem in
*********************
sunset 26-01-2020


een winter die maar niet komt

het landschap ligt simpel daar
alsof het wacht op een branding
die haar iets van leven schenkt

over de velden waait een wind
draagt alle oude verhalen met zich mee
tekent hen in de grijze hemel

vaag als de omtrek van dorpen
die zich diep in de horizon persen
in een winter die maar niet komt
*********************
sunset 26-01-2020


nog is het geen ochtend

’s nachts wordt
met geslepen lenzen
maat genomen

de afstand tot de dag
is gering
en in gezangen
wacht een onrustige maan

hij ziet de verhalen
in de geploegde voren
de liefde in huizen
waarin warmte woont

aan de andere kant
van een donkere hemel
worden tranen geplengd

nog is het geen ochtend
*********************
sunset 27-01-2020


toch ontvlamt er steeds weer licht

mijn hart groeit steeds naar vertes
tot in de hemel met zijn schaduwzijden
waar ik God kan zien

Zij doet alsof Zij sliep
want wakker te zijn legt op Haar
een onmetelijke druk

dus kan Zij beter dromen smeden
en in de slaap van ons stervelingen
nieuwe landschappen vormen

golven als duizend wilde witte paarden
vluchten voor elke storm uit
herinneren zich aan voorbije dagen

het heden is een geschenk
dat telkens en tekens weer verdwijnt
in het duister van ravenzwarte nachten

al ontvlamt er ergens steeds weer licht
*********************
sunset 27-01-2020


Auschwitz, gisteren en vandaag

oplichtend de geesten van de doden
als fonkelende sterren [zegt men]
en toch verlaat hun rook nooit de aarde
maar bewolkt wouden en velden
- en ook de latrines

de lucht is overvol met ongelukkige zielen
sommigen staan bij bomen
anderen in het volle licht van de maan
maar schaduw werpen zij geen van allen

op elk moment doen zij alsof zij rots zijn
ook al laat niemand zich voor de gek houden
door de miljoenen doden: joden, homo’s en zigeuners
- onze harten zullen hun angst nooit begrijpen

overal liggen de haren van de bruiden
wijl het vuur lekt aan de lijven van vaders en moeders
en kinderen treuren om koffers en schoenen
- buiten wandelen toeristen traag langs de huizen
proberen de stinkende geur uit de aarde te verdrijven
*********************
sunset 28-01-2020


op sterven na dood

ik ben niet groter dan de stilte
die zich in mij een rustplaats zoekt
mij helemaal bedekt met schaduw
hemel en water breken mij af

de aarde heeft mij verworpen
al tig duizend jaren
leef ik onder eenzaamheid gebukt
meestal zwijgzaam en met ziltige tranen
wanneer ik hen vergiet

’s nachts is grafstilte mij steeds nabije
en in de lucht geen vleugelslag van vogels
tussen bloemen geen lachen meer
als ik om middernacht vergeefs nog luister

nooit antwoordt mij het leven
bomen lopen straal voorbij
alsook het gras en struiken
alle vissen en de vogels
- het is tweeduizend twintig

de wereld is op sterven na reeds dood
*********************
sunset 29-01-2020


net als hun vaders

voor mij prent zich het landschap,
met moeite en zonder lichaam,
heel diep in mijn bewustzijn
bevestigt alles na het begrijpen
en de zomer schaart zich
rond vergeten koekoekgeroep

de ogen herhalen eindeloos wat zij zien
en bij het ontmoeten, noemen vogels
hun namen; hun geschreeuw
blijft pendelend hangen in de stilte
en ik schrijf de wereld tot in zijn kern
onleesbaar van mij af

er bestaat geen hand die met de dood
als zwaard verbonden is
of die de wind tot rust maant;
reeds hangen in de lucht geuren
die een spaarzame oogst beloven
- wie hier woont, verstart tot zoutzuil

in dit land lopen kinderen
hun schaduw achterna
net als hun vaders voor hen
*********************
sunset 29-01-2020


waar de stilte heerst

spraak is als een huis
tegen elke tijd bestand
verwarmt het koude in mijn botten
als met een zachte doeken
mijn oog richt zich op de rust van de nacht
waar de hemel haar roep fluistert

in de glans op jouw gelaat
ligt reeds het vergaan van het onbekende
ondanks de geur van leven
traant de afwezigheid in een spiegel
tinctuur van gloeiende sterren
geboord in het doorzichtig heelal
het zwijgen verdicht zich
als jaarringen van bomen

waar de stilte heerst
wordt de dood
in de huid gebeiteld
*********************
sunset 30-01-2020


zonder enig spoor

in de spanne der tijd
gemiste vlokjes van een winter
in de ruimte die bibbert van de kou
- een oneindigheid van twee -
en toch, wat een eenzaamheid

in de gesloten omarming;
met veel nabijheid in een zwijgen
heb ik mij ingegraven op je lippen
en luister naar het leven
met jouw lijf tegen het mijne

drukt de ene tegen de andere;
door de jaren aaneengegroeid
omsluiten wij tussen ons
telkens het meerdere van elkaar

momenten die de tijd vergeten
zijn oneindig en bodemloos
en jouw profiel blijft getekend;
zelfs bij het heen gaan

staat nog steeds tijd in onze ruimte
en gaan wij, stap voor stap
onze weg naar elkaar
zonder enig spoor achter te laten
opdat de dood ons niet vindt
*********************
sunset 30-01-2020


zeeën houden zich bereid

een ijsschots kristalliseert
drijft in het zilte water
plastiek en afval op het eind
maar nooit iets wat had moeten zijn:
spraak zo te dichten zonder pijn
met plaats erin voor schaamte

triomfale mens, nooit word jij ooit gebenedijd
wanneer jij geld en roem als heerlijkheid
najaagt waar reeds de wouden branden
de knoken breken in de strijd
- een ijsschots drijft in drek van ons
en ’t is bijna voorbij de tijd

de zeeën houden zich bereid
*********************
sunset 31-01-2020


het ergste moet nog komen

cafés en restaurants puilen uit
als netten vol vissen
zijn zij met mensen gevuld
voetgangers zwemmen
in openbaar vruchtwater
en over alles ligt
een constant geroezemoes

in enge rokjes de meisjes
die met de fiets aan de hand
over de brug wandelen
hun bedoelingen goed
draaien zij zich om,
om naar daklozen te kijken;
aan de pinautomaten
schuifelen lange rijen
wachtend op hun beurt

bankbiljetten wandelen
van hand tot hand
en in sommige jaszaken
opengeklapte messen;
op de straat dobbelt de jeugd
met beenderen van hun ouders
en zijn de perspectieven
volledig uit verband gerukt;
portiers pikken zich
stevige knopjes uit bloezen

onder de bomen
liggen de zwervers
zij roken joints
en drinken het bier uit dozen
omdat vertwijfeling loont
probeert men vertwijfeld te zijn
cirkelen omkoopgelden
door vele handen;
schoonmakers keren
het uitschot te samen
wijl het ergste
nog moet komen
*********************
sunset 31-01-2020