Ich bringe euch um

De Hooiopperstraat was voor ons kinderen een echt paradijs. Eerst en vooral het huis zelf: Beneden een lange rechthoekige woonkamer met voor aan de voor- en achterkant over de hele breedte raam; aan de achterkant ging links een deur naar een ingerichte keuken met daarin weer een deur naar de gang [die parallel liep met de woonkamer] en waarin een deur toegang gaf aar de kelder, de andere deur – wat een luxe – naar de W.C.In de gang had je ook de trap naar boven met bovenaan, recht voor je, de ouderslaapkamer; daarnaast links de meisjeskamer – ondertussen drie – en daarnaast links weer de badkamer. Je liep verder de trap op naar de tweede verdieping waar je, naast elkaar gelegen, de slaapkamer had voor de jongere jongens – ondertussen drie want Jochen was er toen al niet meer; weggelopen – en een slaapkamer voor de oudste, Wolf, die dus een slaapkamer voor zich alleen had. Rechts van de kamer voor de drie jongste jongens lag een zolderruimte die Rinus volledig ombouwde tot een duivenkot.
Zoals al eerder verteld had het moeten opgeven van onze keuterboerderij Rinus duidelijk een heel zware knauw gegeven. En omdat ook zijn gezondheid, en dan met name zijn longen, door het vele roken en eerder ondergronds in de mijn werken, veel te wensen overliet, waren achteraf gezien, zijn duiven zijn redding. En het moet gezegd, hij kweekte niet onverdienstelijke en behaalde regelmatig zijn prijzen. En zoals altijd, werden wij kinderen – in dit geval ik dus – ingeschakeld om na het klokken de klok zo snel mogelijk in het duivenlokaal te krijgen. Dus in de speelperiodes fietste ik regelmatig ’s zondags naar Genk centrum naar het duivenlokaal. Heen en terug toch ritjes van pak hem beet ergens een 15 km.\
De Hooiopperstraat was met stip de gezelligste straat waarin ik ooit gewoond\heb. Onze linkerburen – het waren twee onder één kap woningen – hadden 7 kinderen, onze buur rechts – waarvan de vrouw in het laatste kraambed overleden was – had 11 kinderen en wij, als je Wolf niet meetelde, waren met zes. In totaal dus 24 kinderen. Vandaag zou dat onbestaand zijn. Maar toen waren de kinderrijke families duidelijk in de meerderheid. En zeker bij de armste laag van de bevolking.
Nieuw Termien was, zoals de naam al zegt, de - volgens mij – eerste gebouwde wijk met sociale woningen. En in de wijk woonden wij dus samen met Belgen, Nederlanders – wij ook toen – Hongaren, Italianen – dat waren de grootste groepen – en nog een tiental andere nationaliteiten. Reeds toen telde Genk een 23 nationaliteiten onder bevolking, deels natuurlijk te wijten aan de drie mijnen – Winterslag, Zwartberg en Waterschei – op haar grondgebied en deels te wijden aan de house van immigranten na de twee wereldoorlogen.
In die tijd werden er regelmatig straten door andere straten uitgedaagd wat meestal resulteerde in relatief onschuldige vechtpartijen. En het moet gezegd, de Hooiopperstraat werd bijna nooit uitgedaagd – want wij hadden alles opgeteld toch een dikke vijftig kinderen in onze straat -, wel werden wij dikwijls als bondgenoten gevraagd. En zoals in de grote mensen wereld werden die bondgenootschappen goed gehonoreerd – met snoep, knikkers en al dat wat voor ons kinderen interessant was.
Maar ik dwaal af. Want dat was echt niet de insteek van dit verhaal.
Mijn moeder was gezien haar afkomt een echte dame. Maar als zij boos werd, steigerde zij zichzelf in haar boosheid en wel zó dat die boosheid buiten proporties werd. Dat was iets wat wij groteren wisten en waar wij ook rekening mee hielden. Juist omdat mama dan onberekenbaar werd.
Ik denk dat alles zijn begin vond in het niet, of niet goed, uitvoeren van de ons opgedragen huishoudelijke taken. Want zoals alle kinderen, maar ook gezien onze volledige in vrijheid verlopen dagen op onze boerderij, probeerden wij zo snel mogelijk alles af te haspelen en weer naar buiten te gaan. Die dag wachtte ons echter een verrassing.
Toen wij – dat waren de twee oudste meisjes en Ottoman en ik – in de vooravond thuis kwamen, stond mama ons al op te wachten met een gezicht dat weinig goeds voorspelde. En ja hoor, we waren nog niet goed en wel binnen, of mama begon te tieren en te razen tegen ons jongens. De twee meisjes waren zekerheidshalve al naar boven gevlucht. En zij begon op te sommen wat had moeten gedaan zijn maar niet of nog niet was gedaan. En hoe lui en ondankbaar wij waren enz. enz.
Ook toen al had ik een heel sterk eerlijkheidsgevoel. En ik had beter moeten weten, maar toen er in mijn ogen door mama bepaalde onwaarheden werden gespuid, waagde ik het haar te weerspreken. Nou, dat had ik beter niet kunnen doen. Mama werd witheet, haar ogen schoten vuur en plots, om welke reden ook, kon zij haar plas niet ophouden en plaste zomaar op de keukenvloer.
Kun je het kinderen kwalijk nemen dat zij dat lachwekkend vonden van een ouder iemand en dus niet alleen grijnslachten maar werkelijk lachten?
Mama, met een groot broodmes in haar hand, zag er het grappige absoluut niet van in en stormde, vervaarlijk zwaaiend met dat enorme broodmes, op ons toe roepende: Ich bringe euch um, ich bringe euch um.
Ottoman en ik draaiden ons vliegensvlug om en renden de deur van de woonkamer door, smeten die dicht en, vraag me niet hoe ik op het idee kwam, maar wij draaiden de deur via de binnenkant op slot. Haastig lopend naar de keukendeur deden we daar hetzelfde terwijl mama ondertussen scheldend en tierend op de woonkamer deur bonkte en riep dat wij de deur moesten open doen. Geen haar op ons hoofd dat daaraan dacht.
Een tijdje later kwam Rinus naar huis – ik weet niet meer hoelang het geduurd heeft of waar Rinus geweest was – die uiteindelijk mama, nog altijd echt buiten zinnen, kalmeerde en ons rustig vroeg de deuren open te doen. Wat wij dan ook gewillig deden.
Ik weet niet meer hoe die dag geëindigd is, of er die dag nog over gepraat werd. Wat ik wel weet is dat er daarna nooit meer over gesproken is. En dat wij kinderen ervoor zorg droegen om mama nooit meer echt kwaad te maken. Want dan was het met haar helemaal niet goed kersen eten.

sunset 06-05-2020


mijn eerste danspassen

Ik heb nooit echt gemerkt dat mijn moeder zich in België niet thuis voelde al denk ik achteraf dat dát wel zo was. Haar Vlaams (Nederlands) bleef, ondanks haar jaren verblijf in Genk samen met Rinus, haar tweede man en mijn stiefvader, echt niet om aan te horen. Misschien kwam dat ook doordat zij, vanaf het moment dat wij op Termien in een sociale woning woonden, werkte bij Trumpf Chokolade in Aken en ook regelmatig naar de gezelligheidsvereniging voor Duitstaligen in het Genkse ging.  Dus sprak zij, met ons en in het dagdagelijkse leven, overwegend – bijna voor 100% - Duits.
Ik weet niet meer op welke dag die gezelligheidsbijeenkomsten waren en of dat ’s namiddags of ’s avonds was, maar op een keer, ik zal ongeveer 13 jaar oud geweest zijn, mocht ik met mama meer.
Wat me opviel toen we binnen kwamen was dat er bijna geen jeugd aanwezig was buiten mezelf [als enigste jongen] en een paar meisjes [die ik toen nog niet goed durfde te bekijken]. Voor het overige bestond het merendeel van de aanwezigen uit vrouwen rond mama’s leeftijd, of merkelijk ouder.
Het was ook die avond dat ik voor het eerst in aanraking kwam met uitsluitend Duitse schlagers vanuit die periode [en die er toen voor zorgden dat ik, zelfs nu nog, een voorliefde ontwikkelde voor Duitse tranentrekkers]. Enkele herinner ik me nog goed zoals Rote Rosen, rote Lippen, roter Wein, Kriminaltango, Auf Wiederseh’n, Man müsste nochmal zwanzig sein en, naast vele anderen, het Wolgalied, een Duits operettelied.
Ik meen mij te herinneren dat dit samenzijn van Duitstaligen een uur of vier duurde en mijn kennis van de Duitse Schlager-muziek werd dan ook grondig bijgespijkerd.
Volgen mij moet het gebeuren zich ’s middags afgespeeld hebben, bedenk ik me net, want ik herinner mij dat wij na binnenkomst en tegen een bonnetje koffie en gebak kregen. Voor de rest waren er wijn en frisdranken verkrijgbaar [tegen betaling?]. En er werd, ik zou bijna zeggen natuurlijk, gedanst.
Voor mij was het de eerste keer dat ik ergens kwam waar er gedanst werd. Al had ik wel een vage herinnering aan een wijkfeest in Waterschei-Genk waar een podium opgebouwd stond, live muziek aanwezig was en er op dat podium gedanst werd. Maar dat waren vage, onduidelijke beelden in mijn herinneringen toen [en nu nog trouwens].
Van waar ik zat, had ik een goed overzicht over de zaal en zag ik de dames dansen op de muziek van de schlagers, maar ook op walsen en alle andere dansen die men op danscursussen zo leert. Ook mijn moeder ging enkele keren dansen [en dan met name die salondansen die zij in haar jeugd – natuurlijk  tijdens danslessen – geleerd had]. Ik, ik kon echter niet dansen [toen niet en nu eigenlijk ook niet echt].
Maar goed, mama wou mij de etiquette om een dans te vragen en ook het dansen heel graag leren. En dus vertelde zei mij dat, wanneer een jongen iemand zag om te dansen, hij naar de betreffende toe moest gaan, een buiging maken en ‘Mag ik deze dans van u?’ vragen. Als het betreffend meisje instemde, moest je haar stoel naar achteren trekken zodat zij zonder problemen op kon staan en, aan je arm, haar naar de dansvloer begeleiden. Ik moet hier bekennen dat ik het uitnodigen op deze wijze alle jaren dat ik uitgegaan ben, altijd toepaste. En dat ik het een verschrikking vond als ik zag, hoorde hoe veel jongens gewoon naar een meisje floten [ik kon niet fluiten, nu nog niet] en gewoon wenkten om te komen dansen.
En natuurlijk probeerde ze mij tot dansen aan te zetten [wat haar niet lukte want ik was in die tijd nogal verlegen]. Hoe dan ook, op een bepaald ogenblik zei mama dat ik haar moest uitnodigen. Maar wel volgens de etiquette. Dus toen opeens Freddy Quinns ‘Junge komm bald wieder’ gedraaid werd, nodigde ik haar stijlvol, want zij knikte goedkeurend, uit. En deed ik dus mijn eerste, beslist onbeholpen,  danspassen – nou, ja, danspassen. Vandaag noemt men dat schuifelen -.
Wanneer ik aan die namiddag? Avond?  terug denk, voelt het nog steeds warm, fijn. Als een, van de jammer genoeg weinige, intiem mooi  moment tussen mijn moeder en mij.
De etiquette is mij altijd bijgebleven. Die dans met mijn moeder ook. En ook, omdat ik min of meer gedwongen werd anderen uit te nodigen voor andere dansen, dat dansen aan mij totaal niet besteed was.

sunset 27-11-2020



herinneringen in drie bedrijven



herinnering 1:

alsof iets niet verbranden wil
wanneer de zee in vlammen staat
mijn vader een olietanker is
en het dek vol met dynamiet
moeder giet in elke havenbar benzine
- waarheen ik ook vaar, elke haven is een rommeltje
van afval en as, verbrandt in de zonsondergang


herinnering 2:

ik bijt op mijn vingernagels
maar eigenlijk op mijn gedachten
want niet enkel ’s nachts ben ik bang
wanneer ik fantaseer dat voor mijn bed
achter mijn rug een man staat
die ik ’s middags zie branden
en waarvan ik sedert lang
op voorhand reeds weet
wanneer het gebeurt


herinnering 3:

alsof kort na middernacht de zon weer opstaat
en wij met de auto langzaam naar het ongeval rijden
auto’s branden al is er de snelweg niet afgesloten
en zit de chauffeur nog steeds achter het stuur
terwijl mijn moeder mij waarschuwt niet te kijken
enkel en alleen naar haar en wat zij had moeten zijn

sunset 08-01-2023